Meeuwen, Nederland kent er velen, vele soorten en grote aantallen. Een van de voordelen van het aan de Noordzeekust liggen. Daarbij geholpen door de grote steden die veel eetbaar afval produceren. Voor ons als kleine kinderen in Amsterdam Nieuw-West, 60 jaar geleden toen was het inderdaad nog nieuw, was het een spektakel stukjes brood omhoog te gooien vanaf ons balkon. Dat was vanuit onze portiekwoning, 3-hoog in de Theodorus Dobbestraat. Meeuwen kwamen de stukjes brood in duikvlucht uit de lucht plukken. Waar ze vandaan kwamen was altijd een verrassing, in minder dan geen tijd was het een komen en gaan van zeemeeuwen. Zeemeeuwen, een niet bestaande soort- of familienaam. Voor ons herkenbaar genoeg, er waren grote en kleine en verder leken ze heel erg op elkaar, veel wit en veel gekrijs. Ze konden ook zeer venijnig zijn naar elkaar, afpikken was de sport. En vliegen dat ze konden, ware acrobaten. Pas veel en veel later begon ik me serieuzer te verdiepen in de onderlinge verschillen. Ik was altijd meer een genieter dan een echte vogelaar. Als puntje bij paaltje komt ben ik dat nog altijd. Ik sluit mij helemaal aan bij Ruben Smit, in zijn voorwoord voor De Nederlandse Meeuwengids: ‘Ik ben geen groot vogelaar en zal dat ook nooit worden….’
De Nederlandse Meeuwengids van Ruurd-Jelle van der Leij en Merijn Loeve, staat nu ook bij mij in de boekenkast. Vorig jaar, 9 januari 2020 voordat de Corona-pandemie in volle hevigheid losbarstte, was Merijn in de Papaver om ons over meeuwen en zijn boek enthousiast te maken. Lees het verslag van Aleida van den Akker over deze leerzame maar ook fraaie lezing. Zijn meegenomen doos met boeken raakte uitverkocht. Ik ben ruim een jaar later pas gevallen voor deze verleiding. Soms heb je iemand nodig die je interesse wat aanwakkert. En dat geplande zaadje kan ook later ontkiemen. Over enthousiasmeren gesproken, ook de ons onlangs ontvallen nestor Bertus Laros was aanwezig op die lezing. Ik herinner me met veel plezier zijn wandel- en fietstochten door de Delftse Hout en de Delftse omgeving.
Klein beginnen, enthousiast blijven, langzaam opbouwen, veel met mensen op stap gaan die iets meer weten als jij, en dat ook beeldend kunnen vertellen. Dat is de manier om een vogelaar te worden en te blijven. En boeken helpen daar dus ook bij. Die kunnen net dat beetje extra kennis leveren zonder te vervallen in een saaie encyclopedie. De Nederlandse Meeuwengids is zo’n boek: overzichtelijk, handzaam en met liefde voor het onderwerp geschreven en in beeld gebracht. Ik kan mij nog mijn eerste kennismaking met een stormmeeuw herinneren, al weer geruime tijd geleden. Mijn ogen gingen open toen ik mij realiseerde dat er meer was dan kok-, zilver- en mantelmeeuwen. Mijn volgende uitdaging is de pontische meeuw. Een mens is nooit te oud om te leren. Om met Ruben Smit af te sluiten: ’Ik ben een beetje meer vogelaar en meeuwenkenner geworden’.