Of liever gezegd het weer in mijn tuin. Want de hoge temperaturen veroorzaken heel wat reuring. Drie grote bonte spechten kekkerend achter elkaar. In ieder geval twee vrouwtjes van de drie.
Geen idee of genderproblematiek bij spechten een rol speelt. Inmiddels zit er een regelmatig in een holletje van vorig jaar.
De machocultuur bij de koolmezen laat zich goed waarnemen bij de voederbollen, pindastrengen en het losse zaad dat ik strooi. De bredere zwarte stropdassen krijgen ruim baan.
Stiekem in de hoek achter de struiken zwiept de staart van onze buurkat, opperste concentratie. En als een kogel springt zij naar voren. Achter het hek ‘exploderen’ de duiven alle kanten op, de kippen blijven doodstil staan. Dit duurt 15 seconden en dan is alles weer normaal.
De holenduiven komen als laatste terugvliegen, de kippen zijn dan al weg. Ze pikken schokkerig naast de ene fazant en de vele tortels. Een doffer buigt en waaiert zijn staart. Hij maakt nog geen kans op een leuke duivin. En de kat zit chagrijnig voor zich uit te kijken.
Bij de pindastrengen hebben een stel gaaien wat ongemak van twee halsbandparkieten. Intimiderend gedrag van beide partijen. Het lijkt huidig Nederland wel. Al het gemors trekt dan weer een heggenmus en een roodborst aan, die hebben de lente nog niet in de kop. De pimpelmezen wel. Ons raam weerspiegeld waarschijnlijk want een pimpel fladdert woest wel een half uur lang tegen het raam op. Hij zat daarvoor achter een vrouwtje aan. Misschien is het dezelfde die vorig jaar de autospiegel onder handen nam. Tussendoor hang hij de pias uit, een pootje los en ondersteboven ‘kijk mij nou’.
Op het pad struinen vier fazanten, wat kraaien en een paar vinkjes. Wanneer ik de brievenbus wil legen rennen de fazanten naar de ruige strook, de man altijd luid roepend en fladderend, de vrouwtjes doen dat onopvallend en gracieus. De concurrentie op die voerplek is altijd de moeite waard. Dit keer zag ik de kraaien een kunstje flikken waaruit hun intelligentie maar weer eens bleek.
Vorige week stortte een mannetje sperwer zich letterlijk in de beukenhaag op een koolmees. De doodsverachting spatte ervan af, zo fel. Het was mis, maar de scherpe snoeiranden van de takken hadden hem gemakkelijk kunnen verwonden. Even bleef hij stil zitten en wrong zich daarna los om met krachtige slagen over ons huis te verdwijnen.
De merels zijn ook flink bezig, 3 mannen die allen al in prachtkleed zijn, jagen achter vrouwtjes aan en knokken onderling. De afhangende vleugels zie ik af en toe komen. Half januari. De tuinvogeltelling moet nog komen en ik zie nu ook al een roodborstje wippend en zingend. Ook de kippen merken de veranderingen en leggen af en toe alweer een ei.
De sneeuwklokjes en de krokussen priemen tussen het gras op. Het kan nog winter worden, maar bij zoveel voorjaar in mijn tuin hoeft het niet meer.
We gaan weer los mensen, de eerste lammetjes worden nu geboren, de lente zwelt op tot barstens toe. Onhoudbaar.