‘We kunnen straks lunchen bij Zoet of Zout. Want bij de jachthaven mag ik mij niet meer vertonen.’ Het zou een excursie worden die ons nog lang zal heugen.

Het begon droog en hoopgevend langs de dam die ons nooit teleurstelt: de dam van Stellendam. Toen we aankwamen was het nog een redelijk hoog water dus we konden wel wat soorten dichtbij bekijken. We zagen duizenden scholeksters en bonte strandlopers op het slik, maar ook veel rosse grutto’s, wulpen en zilverplevieren. En wat verder op zee veel middelste zaagbekken. En natuurlijk reguliere meeuwsoorten als de zilvermeeuw, kokmeeuw, stormmeeuw en kleine en grote mantelmeeuw. En we hoorden een oeverpieper.


Toen het stopte met zachtjes regenen doken we snel de auto’s in en reden we naar de Brouwersdam. Inmiddels was de zuidwestenwind flink aangewakkerd en kwam het met bakken uit de hemel. We werden min of meer gedwongen om te autovogelen. Dat vereist een bepaalde techniek bij westenwind: draai de auto met de kop in de wind richting zee, zet je ruitenwissers op de snelste stand en draai je zijraampje(s) open. Theoretisch heb je dan uitzicht op zee en regent ‘t niet in. Niet dat dat veel opleverde: geen vogel waagde zich binnen bereik van de kijker te begeven.
Onderweg langs de dam zagen we een handjevol standaardsoorten als steenlopers, scholeksters en bontbekplevieren, maar dat was ‘t wel. Kortom: al snel won het vooruitzicht van koffie met appeltaart bij Brouw het van de drang tot autovogelen.

Na de uitgebreide koffiepauze reden we verder over de dam en zagen we rotganzen. Ook de zeehonden bij de spuisluis vertoonden hun kunsten en maakten het gebrek aan vogelsoorten een beetje goed.
Langs de Grevelingenkant reden we terug richting Stellendam. Bij de eerste stop zagen we nog een ijsvogel over het water flitsen. Daarna reden we door naar vogelobservatorium Tij.
Op de parkeerplaats bij de jachthaven speelde de wateroverlast ook Hans de W. parten. ‘Ik zoek even een plekje op maar gaan jullie maar vast’.
De rest is geschiedenis: het telefoontje van Hans vijf minuten later leerde ons dat ook de havenmeester beschikte over een goede verrekijker en de afwateractie van Hans op privéterrein met eigen ogen had kunnen aanschouwen.
‘U gaat nu van het terrein af!’
‘Hoezo? Wat heb ik gedaan?’
‘U gaat nu van het terrein af!’
‘Nou, ik blijf wel in de auto zitten om op m’n collega’s te wachten.’
‘U gaat nu van het terrein af!’

Gelukkig hoefde Hans zich niet erg lang te gaan schamen op een eenzame parkeerplaats ergens verderop. Ook het pad naar Tij bleek natter dan gehoopt en leek meer op een sloot. Dat konden we de laarslozen niet aan doen. Binnen enkele minuten waren we weer verenigd en konden we smakelijk lachen om deze onvergetelijke gebeurtenis. We zijn benieuwd of Hans bij het volgende bezoek aan Tij wordt herkend. AI is overal.
In de binnenhaven van Stellendam zagen we nog enkele fuutachtigen. Ze zorgden voor wat opwinding want waren dat wel allemaal dodaarzen? Eentje leek groter en had een spitsere kop. Het zou toch geen roodhalsfuut zijn? Na betere bestudering van de foto’s hielp Kees ons uit de droom: het waren toch allemaal dodaarzen. Maar ook al was die ene wel een roodhalsfuut, het hoogtepunt van de excursie kon niet meer worden overtroffen.

