Veel vogelnamen zijn afgeleid van het geluid dat die vogel maakt. Koekoek, oehoe en tjiftjaf zijn daar bekende voorbeelden van: de naam is een fonetische nabootsing of suggestie van het geluid. Dit soort vogelnamen zijn (zuivere) onomatopeeën. Er zijn ook half-onomatopeeën zoals schreeuwarend en korhoen. In deze namen wordt alleen verwezen naar een geluid en wordt het geluid zelf niet nagebootst.
Bij sommige vogelnamen is het wat minder duidelijk of er sprake is van een onomatopee. Hoe zit dat eigenlijk met fuut?
Lang heeft men gedacht dat fuut inderdaad een klanknabootsing was, maar dat is niet waarschijnlijk: alleen het bedelend gepiep van de jongen komt bij zo’n soort geluid in de buurt.
Klaas Eigenhuis beargumenteert in zijn omvangrijke en gedegen Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen dat het logischer is dat fuut, via foet, ontstaan is uit zijn vroegere naam aarsvoet. Deze naam verwijst naar de ver naar achter staande poten van fuutachtigen waardoor het lijkt alsof de poten uit de billen steken. Ook zijn wetenschappelijke genusnaam Podiceps heeft indirect dezelfde betekenis: het is een gewijzigde versie van Podicipes (aarspoot of aarsvoet).
Taalkundig is de evolutie van aarsvoet naar fuut ook te verklaren: de v van voet wordt uitgesproken als een f na de s van aars. Daarna is aars weggevallen, waardoor het korter en waarschijnlijk ook netter werd, en bleef foet over. En de overgang van foet naar fuut kan door een klankwet worden verklaard waarin een oe een uu (en uiteindelijk een ui) wordt, zoals ook in hoes -> huus -> huis.
Overigens werd de fuut vroeger ook Pronkvogel, Keizer en Bonte Visscher genoemd, waarmee zijn statige en kleurrijke karakter werd benadrukt. Dat klonk toch wat complimenteuzer dan aarsvoet….
Toine Andernach
Gebruikte bronnen:
Blok, H., ter Stege, H. (2008). De Nederlandse vogelnamen en hun betekenis. Leidschendam/Waalre: in eigen beheer.
Eigenhuis, K.J. (2004). Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen. Amsterdam: Stichting Dutch Birding Association.
Nozeman, C. & Sepp, C. (Herdruk 2015). Nederlandsche Vogelen 1770-1829. Tielt, België: Lannoo, Den Haag: KB.
Svensson, L. & Grant, P. J. (2016). ANWB Vogelgids van Europa. Utrecht/Antwerpen: Kosmos Uitgevers.