Er was een tijd dat de eenden werden onderverdeeld in de hele eendvogels en de halve eendvogels. Jagers en poeliers spraken over halve eenden om de kleinere eenden te onderscheiden van de grotere eenden al was het alleen maar om meer geld te kunnen vragen voor de grotere.
Interessant is dat de halve eendvogel in Nederlandsche Vogelen 1770-1829 nog als aparte soort wordt beschreven. De illustratie die bij de tekst van de halve eendvogel is opgenomen, verraadt echter dat ’t hier om een smient gaat.
Dat hebben de auteurs overigens later ook zelf ontdekt: in deel V is een hoofdstuk Veranderingen, verbeteringen en bijvoegsels, van de benamingen de vogels, zoo als dezelve op den korten inhoud voor ieder deel geplaatst zijn opgenomen. En daarin staat onder andere: Vierde deel, plaat 178 staat Anas Dimidiata, moet zijn Anas Penelope Juvalis. En Anas Penelope is de wetenschappelijke naam voor smient.
De naam halve eendvogel is dus afgeleid van de grootte van de smient. Maar geldt dat ook voor de naam smient?
Lang heeft men gedacht dat dat inderdaad het geval is. In het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT, 1882-1998) staat bijvoorbeeld dat smient waarschijnlijk bestaat uit “een eerste lid beantwoordend aan ohd. smâhi, klein en Eend; (…)”. Ook Eigenhuis (2004) redeneert dat smient waarschijnlijk een afleiding is van smeant dat bestaat uit sme (klein) en ant (eend).
Dat het tweede deel ent afgeleid is van oude woorden voor eend daar zijn de geleerden het wel over eens. Maar met smi ligt het wat ingewikkelder: volgens Kroonen (2013) is het niet mogelijk dat smi in smient ontstaan is uit het Proto-Germaanse woord *smēha– (klein).
Guus Kroonen (persoonlijke communicatie, 15-11-2018) schrijft daarover per e-mail:
Proto-Germaans *smēha– kan zich volgens de ons bekende klankwetten niet ontwikkeld hebben tot Nl. smie-nt en Duits Schmü-ente. De enige mogelijke reconstructie van het eerste lid van deze samenstelling is *smeuh-. Het tweede deel is identiek met Proto-Germaans *anad– ‘eend’. De oorspronkelijke samenstelling was dus *smeuha-anad-, maar het simplex (losse woord) bestond ook: *smeuhō-.
(…)
Verder is het een raadselachtig woord waarvan de diepere oorsprong onbekend is.
Naar de diepere oorsprong van het woord smient kan dus alleen maar worden gegist. Misschien is het uiteindelijk toch weer een klanknabootsing, zoals zoveel andere Nederlandse vogelnamen.
Kortom, als je denkt duidelijkheid te gaan verschaffen over de herkomst van een vogelnaam, dan wordt ’t soms alleen maar ingewikkelder…
Toine Andernach
Gebruikte bronnen:
Blok, H., ter Stege, H. (2008). De Nederlandse vogelnamen en hun betekenis. Leidschendam/Waalre: in eigen beheer.
Eigenhuis, K.J. (2004). Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen. Amsterdam: Stichting Dutch Birding Association.
Kroonen, G. (2013). Etymological Dictionary of Proto-Germanic. Leiden Indo-European Etymological Dictionary Series, Volume: 11. Leiden/Boston: Brill.
Nozeman, C. & Sepp, C. (Herdruk 2015). Nederlandsche Vogelen 1770-1829. Tielt, België: Lannoo, Den Haag: KB.
Svensson, L. & Grant, P. J. (2016). ANWB Vogelgids van Europa. Utrecht/Antwerpen: Kosmos Uitgevers.
Wilms, H. (2016). Wetenschappelijke namen van de Vogels van Europa, van http://www.wnve.nl.
WNT (1882-1998). Woordenboek der Nederlandsche taal, van http://wnt.inl.nl/. Bewerkt door M. de Vries en L.A. te Winkel (et al.). ‘s-Gravenhage: Nijhoff.