Op het gevaar af als vogelaar niet meer serieus genomen te worden: ik heb ‘m nog nooit gezien! Ik doe ‘m wel regelmatig na. Dat mensen me dan gek aankijken, neem ik op de koop toe. En ik verzamel foto’s van opgezette roerdompen. Allemaal compensatiegedrag: ik moet toch op een of andere manier verwerken dat ie nog niet op m’n levenslijst staat.
Gelukkig ben ik niet de enige die ’t lastig vind om ‘m te vinden. In Nederlandsche Vogelen staat ’t mooi opgeschreven:
“In deeze gestalte wordt hy zeer dikwils onopgemerkt voorbygegaen, en niemand tenzy afgericht, zou hem voor een leevenden vogel, en voor een’ Roerdomp, groeten.”
Conclusie: ik ben niet goed afgericht.
Over de betekenis van roer is geen twijfel. Dat is Middelnederlands voor riet en komt oorspronkelijk waarschijnlijk van het Protogermaanse *rauza.
Het tweede deel domp levert wel weer wat discussie op. Voor de hand ligt de verklaring die het Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) vermeldt: het (…) “is hoogstwaarschijnlijk oorspronkelijk de klanknabootsing van het zware doffe geluid dat het dier in den paringstijd maakt.”
Het grappige is dat de roerdomp in verschillende talen volksnamen heeft gekregen die verwijzen naar muziekinstrumenten. Een synoniem voor roerdomp in het Middelnederlands is roertrompe (trompet) en een Noord-Brabantse volksnaam is domphoren (hoorn). In het Engels bestaat mire drum (trommel) en in het Italiaans trombone (trombone).
Ook in Nederlandsche vogelen wordt verwezen naar de hoorn als muziekinstrument:
“(…) en deeze vogel draegt dien naem, omdat hy in het Roer, d.i. Riet, zyne woonstêe heeft, en aldaer een geluid maekt als kwam het uit een blaeshoorn.”
Maar het WNT geeft ook de zogenaamde volksetymologische versie dat domp afkomstig is van dompelen, tuimelen of duiken (…) “naar de bekende gewoonte van den roerdomp om zijn bek onder water te dompelen of in het slijk te steken wanneer hij zijn brullend geluid maakt.” Het WNT beschouwt de klanknabootsende versie als de oorspronkelijke versie.
Eigenhuis (2004) geeft een soortgelijke verklaring: domp komt van het Middelnederlands dumpeln ‘onderduiken’. Roerdomp zou dan rietduiker betekenen. Maar volgens Eigenhuis is juist dit de oorspronkelijke versie omdat we hiermee overeenkomsten tussen namen voor de roerdomp in verschillende talen eleganter kunnen verklaren.
Maar welke was er eerder, de klanknabootsende versie of de duikelversie? Geen flauw idee, eerst maar ’s zorgen dat ik ‘m eindelijk ’s een keer zie…
Toine Andernach
Gebruikte bronnen
Eigenhuis, K.J. (2004). Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen. Amsterdam: Stichting Dutch Birding Association.
Nozeman, C. & Sepp, C. (Herdruk 2015). Nederlandsche Vogelen 1770-1829. Tielt, België: Lannoo, Den Haag: KB.
WNT (1882-1998). Woordenboek der Nederlandsche taal. Bewerkt door M. de Vries en L.A. te Winkel (et al.). ‘s-Gravenhage: Nijhoff, op http://wnt.inl.nl/.