Een pieper piept, een kruiper kruipt en een duiker duikt. Maar wat doet een putter dan? Een putter put. Huh? Nou ja, niet van nature maar in een kooitje en door mensen geleerd.
En daar begonnen we al heel lang geleden mee. Al sinds de Romeinen in de 1ste eeuw na Christus weten we dankzij Plinius de Oudere dat putters konden leren hun eigen water omhoog te takelen (te putten). Plinius schreef vrij vertaald:
“De kleine Distelvinken doen wat men hen leert en dat niet alleen met hun stem maar ook met hun snavel en pootjes die ze in plaats van handen gebruiken.”
Putters konden in hun zogenaamde puttershuis met een klein emmertje water putten door met hun snavel aan een kettinkje te trekken en dat met hun pootjes vast te houden. Sommige huisjes hadden ook een wagentje met voer dat ze naar binnen konden trekken. Een puttershuis zag er in de 17de eeuw zo uit:
Sinds 1640 komt de naam putter in het Nederlands voor (en sinds 1555 onder de naam petter). Oorspronkelijk werd die naam alleen gegeven aan de gekooide putters en bleef de naam distelvink (al teruggevonden als distelvinc rond 1240) bestaan voor de in het wild levende vogels (WNT). Dus putter heeft in ieder geval een betekenis gekregen die samenhangt met zijn vaardigheid om water te putten. En in het Engels is dat trouwens nog duidelijker: daarin vinden we de volksnaam water-drawer.
Eigenhuis (2004) vraagt zich echter af of dit ook de oorspronkelijke betekenis is van zijn naam. Het gebeurt namelijk vaker dat vogelnamen ‘onder het volk’ een andere interpretatie krijgen door allerlei nieuwe ontwikkelingen of gebeurtenissen en dat de oude betekenis verwatert en uiteindelijk niet meer bekend is.
Eigenhuis denkt daarbij aan een afleiding van het Middelnederlandse puederen (wroeten) waardoor putter de betekenis van peuter(aar)tje krijgt. Een verklaring voor deze mogelijke betekenis zou dan kunnen zijn dat putters te vinden zijn op distels waarvan ze zaden proberen los te peuteren. Maar we kunnen dit niet met zekerheid zeggen.
En nu bent u vast ook benieuwd hoe ’t zit met die andere vogelnamen die eindigen op -er: als de putter put, eidt dan de eider, fraat de frater, ruit de ruiter, reigt de reiger, sperwt de sperwer, topt de topper en lijst de lijster? Vast niet, maar we zoeken ’t uit!
Toine Andernach
Gebruikte bronnen
Anoniem, Ruit met een geketende vogel voor een vogelhuisje, 1650-1675, gebrandschilderd glas, 11,6 x 8,4 centimeter, Rijksmuseum te Amsterdam, op: https://www.rijksmuseum.nl/nl/zoeken/objecten?q=ruit&p=13&ps=12&st=Objects&ii=6#/BK-LXXXI-L,150.
Eigenhuis, K.J. (2004). Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen. Amsterdam: Stichting Dutch Birding Association.
Nozeman, C. & Sepp, C. (Herdruk 2015). Nederlandsche Vogelen 1770-1829. Tielt, België: Lannoo, Den Haag: KB.
Veen, P.A.F van, N. van der Sijs (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden. tweede druk, Utrecht/Antwerpen: van Dale Lexicografie, op: http://etymologiebank.nl/.
Verdaasdonk, C. (2018). Het puttertje van Carel Fabritius: functie en iconografie. Volkert Manuth Scriptie, Radboud Universiteit, Nijmegen.
Wilms, H. (2016). Wetenschappelijke namen van de Vogels van Europa, op http://www.wnve.nl.
WNT (1882-1998). Woordenboek der Nederlandsche taal. Bewerkt door M. de Vries en L.A. te Winkel (et al.). ‘s-Gravenhage: Nijhoff, op http://wnt.inl.nl/.
Koninklijke Bibliotheek