Op Texel in mei dit jaar zijn we elke dag even naar ze gaan kijken. Ze zaten met z’n twintigen steeds op hetzelfde omgeploegde akkertje. Ze zitten er ieder jaar. En wat zijn ze mooi! Een van de weinige soorten waarvan het vrouwtje mooier is dan ‘t mannetje trouwens. Ik heb ‘t over de morinelplevier.
De morinelplevier kreeg zijn naam van de Engelsman John Kay (1510-1573) die er twee betekenissen aan gaf. De eerste is afgeleid van de Morini, een bevolkingsgroep in Noord-Frankrijk en België. Hun naam komt van het Keltische mori (zee). De tweede betekenis komt van het Latijnse morus (gek, dwaas) omdat de morinelplevier achter mensen aan zou lopen en daardoor makkelijk te vangen was.
Ook de strandplevier had vroeger namen die afgeleid waren van de plaats waar ie voorkwam. Eerst Alexandrynsche plevier omdat hij in Egypte was waargenomen en later Kentsche plevier.
Plevier komt zelf van het Latijnse pluvialis (op de regen betrekking hebbende). Plevieren zouden gaan fluiten als er regen op komst was. De goudplevier wordt daarom onder het volk ook wel regenfluiter genoemd (net als de regenwulp, de wulp en de merel trouwens). En daarnaast zijn er nog andere vogels die vroeger een gave als regenvoorspeller werd toegedicht zoals de groene specht en de rode wouw. Er is overigens (zoals zo vaak) nog wel discussie over de vraag of plevier niet oorspronkelijk toch een klanknabootsende oorsprong zou hebben.
De bontbekplevier dankt zijn naam aan zijn oranje-zwarte snavel, waarmee hij zich onderscheidt van de kleine plevier. Toen men zich nog niet bewust was van het bestaan van deze twee verschillende, maar op elkaar lijkende soorten werd de bontbekplevier ook wel kleine plevier genoemd. En in Nederlandsche Vogelen was het nog piepert of zee-leeurik, naar twee families waarvan het ook lastig was om ze uit elkaar te houden.
Vanwege hun verwantschap en gelijkenis met de kievit (als lid van de Charadriidae-familie) zijn de zilverplevier en de goudplevier in het verleden kievit genoemd. De goudplevier was begin 18-de eeuw de groene kievit en de zilverplevier is in de loop der jaren zelfs meerdere keren van kleur veranderd: eind 18-de eeuw nog graauwe plevier maar begin 19de eeuw grijze kievit (Nederlandsche Vogelen) en later goudkievit (!).
En om de verwarring nog groter te maken zijn er ook soorten die vroeger onder de plevieren werden geschaard maar dat later niet bleken te zijn, zoals de Gryze Zand-Plevier (de drieteenstrandloper) en de Graeuwe Zand-Plevier (de bonte strandloper).
De herkomst van onze vogelnamen blijft een fascinerend fenomeen!
Toine Andernach
Gebruikte bronnen
Blok, H. & ter Stege, H. (2008). De Nederlandse vogelnamen en hun betekenis. Leidschendam/Waalre: in eigen beheer.
Eigenhuis, K.J. (2004). Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen. Amsterdam: Stichting Dutch Birding Association.
Nozeman, C. & Sepp, C. (Herdruk 2015). Nederlandsche Vogelen 1770-1829. Tielt, België: Lannoo, Den Haag: KB.
Sijs, N. van der (samensteller) (2010). Etymologiebank, op http://etymologiebank.nl/.
Wikipedia, Morinelplevier, op https://nl.wikipedia.org/wiki/Morini_(stam).
Wilms, H. (2016). Wetenschappelijke namen van de Vogels van Europa, op http://www.wnve.nl.