Ik wil ‘t niet meteen met de pietendiscussie vergelijken maar de leden van de familie reiger hebben in de loop der tijd ook alle kleuren van de regenboog gehad.
De blauwe reiger was in de 14de eeuw oorspronkelijk gewoon een reiger en daarna lange tijd een grauwe reiger en zelfs een graauwe vischreiger. Die namen kwamen overeen met zijn daadwerkelijke kleur: grijs. En in het Engels is ie nog steeds een grey herron.
De purperreiger kwam pas in 1763 in het Nederlands om de hoek kijken onder de naam Purpere gekuifde Reiger. Maar hij werd in eerst instantie roode reiger genoemd en ook Bruin-roode reiger. In het Fries is het ook een reade reager.
In de 18de eeuw waren zilverreigers bekend onder de naam witte reiger. En alsof dat nog niet genoeg is, is de zeldzamere ralreiger in het Fries een brune reager.
Reigers spreken nogal tot de verbeelding vanwege hun omvang, voorkomen en nabijheid. Vandaar dat ze in sommige dialecten troetelnamen hebben gekregen die verwijzen naar voornamen: De blauwe reiger heet Ome Kees op Terschelling en Blauwe Jaap in West-Friesland. Daarin is ie trouwens niet uniek. De scholekster (bonte Piet), winterkoning (kleine Jan) en wielewaal (Grete van Gluurne) smaken onder andere ook dat genoegen.
Maar de blauwe reiger is vanwege ongepast gedrag in bepaalde streken ook bekend onder minder flatterende bijnamen zoals schijtreiger en krijser. Die laatste hangt samen met de betekenis van reiger zelf. De precieze herkomst is niet helemaal zeker, maar is waarschijnlijk terug te voeren tot het Protogermaanse *hraigran, dat krijsen betekent. Dat hier een klanknabootsing in het spel is, is wel waarschijnlijk.
In de Middeleeuwen maakte men zich minder druk om naamgeving. Het was veel belangrijker dat reigers lekker smaakten. Dat blijkt al uit onderstaand fragment uit Der naturen Bloeme van van Maerlant uit de 13de eeuw:
Som wit ende som van sciere wise, Maer die sciere sijn best ter spise, Van smaken best ende ghesont |
Sommige zijn wit en sommige grauw, maar de grauwen zijn het best te eten, van smaak best en gezond. |
En tot ver in de 18de eeuw werden in Bretagne volgens NV speciale reigernesthokken neergezet om ze te vangen:
“(…) leverende hunne Jongen aldaar een voordeelig Inkomen, doordien die eetbaar zijn, en wel gemest zeer smaakelijk geacht worden.”
Ze lustten dus wel pap van jonge reigers!
Toine Andernach
Gebruikte bronnen
Blok, H. & ter Stege, H. (2008). De Nederlandse vogelnamen en hun betekenis. Leidschendam/Waalre: in eigen beheer.
Eigenhuis, K.J. (2004). Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen. Amsterdam: Stichting Dutch Birding Association.
Kroonen, G. (2013). Etymological Dictionary of Proto-Germanic. Leiden Indo-European Etymological Dictionary Series, Volume: 11. Leiden/Boston: Brill.
Maerlant, J. van (1878). Der naturen bloeme. Ed.: Eelco Verwijs. Groningen: J.B. Wolters.
Nozeman, C. & Sepp, C. (Herdruk 2015). Nederlandsche Vogelen 1770-1829. Tielt, België: Lannoo, Den Haag: KB.
Philippa, M., F. Debrabandere, F., Quak, A., Schoonheim, N. en van der Sijs, N. (2003-2009). Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, 4 delen, Amsterdam, op http://etymologiebank.nl/.