Het fijne van vogels kijken is, dat het altijd en overal kan. Ze zijn er namelijk altijd, waar je maar bent of wanneer je ook buiten bent. Of binnen, want van achter glas kan het ook. Als je er maar oog voor hebt. Of oor, want luidruchtig zijn ze vaak ook. Zeker nu in het voorjaar. Soms moet een ander je daarop wijzen. Ik herinner me mijn collega’s als ik ze meenam op een lunchwandeling langs het Malieveld en door het Haagse Bos: ‘Jeetje, dat je dat allemaal kunt zien hier in de stad’. Nu als gepensioneerde hoef ik niet te wachten op de lunchpauze. Of op de fietstocht langs het Rijn-Schiekanaal naar en van het werk. Het was altijd een genot om ‘s ochtends op de fiets de eerste heggenmussen weer te horen. Of de groene specht in het park naast het kanaal of aan de overkant op het golfterrein. Het was alweer geruime tijd geleden dat ik een groene specht had gezien. Horen dat wilde meer lukken: de lachende specht! Een langdurig felle roep. Nachtegalenslag wordt ook weleens gezegd. Of briesen als een paard. Het afgelopen weekeinde was het weer eens zover. In deze eenzame corona tijden, pak ik regelmatig de benenwagen of de fiets, alleen. Heel vaak neem ik dan mijn verrekijker mee, je weet maar nooit. Ik reed op het fietspad langs de A13, achter de Schoemakersstraat. Toen hoorde ik hem weer, de groene specht. In de populieren aan het begin van de Jan de Oudeweg. Wat een heerlijk geluid. Afstappen en de kijker aan mijn ogen. Dat tot drie keer toe, en toen had ik hem. Wat een plaatje zo in de zon: groen, geel, rood! Je hoort hem zelden roffelen: zacht, snel en kort. Als ik hem niet had horen roepen, had ik de roffel ook nooit gehoord. Genieten en dat kan dus ook alleen. Maak er wat moois van allemaal, het voorjaar is ervoor.